Staatssecretaris Teun Struycken: “Ieder kind heeft recht op een veilige thuisomgeving. Bij een rechterlijke beslissing over uithuisplaatsing of toezicht is het belangrijk dat dit met zorg gebeurt. Ouders en kinderen moeten worden gehoord, gesteund en beschermd in zulke ingrijpende situaties.”
Recht op gratis rechtsbijstand
Het wetsvoorstel legt vast dat ouders recht hebben op gratis rechtsbijstand bij de eerste gedwongen uithuisplaatsing van hun kind. Met een advocaat staan ouders sterker tegenover instanties als de Raad voor de Kinderbescherming en jeugdbeschermers. Dit zorgt ervoor dat ze beter geïnformeerd zijn en weten wat hen te wachten staat. De huidige proef met gratis rechtsbijstand wordt verlengd totdat er een permanente regeling is. Ook zijn er plannen om deze rechtsbijstand uit te breiden naar procedures waarbij wordt besloten of een eerdere maatregel verlengd moet worden.
Contact en terugplaatsing van kinderen
Bij uithuisplaatsing is het belangrijk dat ouders en kinderen snel weer contact hebben. Dit moet worden vastgelegd in een omgangsplan. Binnen zes weken na uithuisplaatsing dient een plan te worden gemaakt om het contact te waarborgen. Ook wordt gestreefd naar het samen plaatsen van broers en zussen, zodat zij elkaar blijven zien en steunen tijdens deze periode.
Helder opvoedperspectief
Bij uithuisplaatsing moet duidelijk zijn waar het kind op korte termijn zal wonen. Dit ‘opvoedperspectief’ moet aan de kinderrechter worden voorgelegd, zodat deze kan bijsturen indien nodig. Ook bij verlengingen van de uithuisplaatsing zal dit procedureel moeten worden bekeken.
Voorkomen van uithuisplaatsing
Beslissingen over uithuisplaatsing zijn ingrijpend. Onderzoek toont aan dat dit niet altijd leidt tot verbetering. Daarom moet goed worden gekeken of er andere, minder ingrijpende methoden zijn om kinderen te beschermen. Dit zogenoemde subsidiariteitsbeginsel wordt in de wet opgenomen. Dit houdt in dat uithuisplaatsing alleen als laatste redmiddel mag worden ingezet.
Het wetsvoorstel wordt na consultatie voorgelegd aan de Raad van State voor advies en moet in 2025 bij de Tweede Kamer worden ingediend.