Openrijk logo
Dutch Flag
Richtlijnen voor evenwichtige internationalisering in het hoger onderwijs

Richtlijnen voor evenwichtige internationalisering in het hoger onderwijs

De focus van het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans (WIB) van minister Dijkgraaf (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) ligt op het effectief sturen om de voordelen van internationalisering te behouden en evenwicht te creëren. Dit wetsvoorstel, dat vandaag naar de Kamer wordt gestuurd, biedt de mogelijkheid om gerichter te sturen op de mobiliteit van internationale studenten en om het Nederlands als onderwijstaal te versterken. Het doel is om samen met hogescholen en universiteiten verantwoorde internationalisering te bevorderen en internationaal talent te behouden waar het nodig is.

Dijkgraaf benadrukt: “Nederland heeft behoefte aan kennis en internationaal talent is onmisbaar, of het nu gaat om wetenschap, de arbeidsmarkt of de kwaliteit van het onderwijs zelf. Onze positie als internationaal kenniscentrum moeten we beschermen. Echter, we betreden nu een nieuwe fase van internationalisering. Hierbij draait het om waar we dit talent het meest nodig hebben, hoe we studenten kunnen behouden en hoe we de toegankelijkheid en kwaliteit van opleidingen kunnen handhaven. We reden eerder in een auto met alleen een gaspedaal, maar nu hebben we een rem én vooral een stuur nodig. Het is van groot belang actie te ondernemen, maar het vinden van een duurzaam evenwicht vereist precisie en maatwerk. Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om indien nodig zorgvuldig, gericht en passend in te grijpen, waarbij de hogescholen en universiteiten in eerste instantie zelf verantwoordelijkheid dragen.”

Behoud van de Nederlandse taal

Het wetsvoorstel richt zich op taal, sturing van internationale studentenmobiliteit en regievoering. Dijkgraaf wil het Nederlands behouden en versterken als taal in het Nederlandse onderwijs en in de wetenschap. Dit vergroot tevens de kans dat internationale talenten na hun studie in Nederland blijven en bijdragen aan onze kenniseconomie.

“Het is van waarde om onderwijs en onderzoek in het Nederlands te behouden, dat wil ik garanderen. Kennis van het Nederlands is ook essentieel voor werk en participatie in de samenleving.”

Instellingen zijn in eerste instantie verantwoordelijk om gezamenlijk te zorgen voor een betere balans tussen Nederlandstalige en anderstalige opleidingen. Een ‘toets anderstalig onderwijs’ in het wetsvoorstel is hierin cruciaal. De WIB legt vast onder welke voorwaarden anderstalig onderwijs een toegevoegde waarde heeft en dus in een andere taal aangeboden mag worden. Met deze toets evalueert de minister van OCW de doeltreffendheid van nieuwe of bestaande bachelor- of associate degree-opleidingen. Dit gebeurt bij voorkeur in clusters van vergelijkbare opleidingen, om goed te kunnen beoordelen binnen het totale opleidingsaanbod en de spreiding van soortgelijke opleidingen in Nederland.

Toestemming voor anderstalige opleidingen kan worden verleend na onafhankelijk advies en een zorgvuldige evaluatie, gebaseerd op diverse criteria die op maat gemaakt zijn. Hierbij wordt gekeken naar regionale omstandigheden, behoeften op de arbeidsmarkt, de uniciteit van de opleiding en de internationale positionering ervan. Zo wordt onder andere gekeken naar de impact van een opleiding op een krimp- of grensregio, sectoren met grote tekorten zoals techniek en zorg, en opleidingen die studenten voorbereiden op de internationale arbeidsmarkt.

De huidige wet stelt Nederlandstalig onderwijs als norm, met ruimte voor uitzonderingen. In het wetsvoorstel wordt een opleiding als anderstalig beschouwd als meer dan 1/3 van de studiepunten in een andere taal dan het Nederlands wordt aangeboden.

Bovendien zijn hogescholen en universiteiten al verplicht de taalvaardigheid in het Nederlands te bevorderen bij Nederlandse studenten. Dit wordt nu uitgebreid naar alle studenten, inclusief internationale studenten, met als doel studenten zo veel mogelijk kennis te laten maken met de Nederlandse taal en cultuur. Instellingen hebben hierin de vrijheid om een passende aanpak te kiezen die aansluit bij hun onderwijsaanbod en studentenpopulatie.

Maximum aantal studenten

Het wetsvoorstel omvat ook richtlijnen voor het vaststellen van een maximum aantal studenten voor een traject van een associate degree- of bacheloropleiding (numerus fixus). Eerder dit jaar stemde de Kamer hiermee in. Een numerus fixus kan nu alleen worden toegepast op de gehele opleiding. Door gericht een maximum aantal studenten in te zetten voor een deel van de opleiding, wordt voorkomen dat drukte op één deel ten koste gaat van de toegankelijkheid van de rest van de opleiding. Deze aanpak wordt nu ook mogelijk voor masteropleidingen.

Om de toegang voor Nederlandse en Europese studenten te waarborgen, kan ook een maximaal aantal plaatsen voor studenten van buiten Europa worden vastgesteld. Dit kan alleen gebeuren wanneer blijkt dat de onderwijscapaciteit voor een opleiding of traject beperkt is. Ten slotte kunnen opleidingen die plotseling te maken krijgen met een grote toestroom aan inschrijvingen, gedurende 1 jaar een noodfixus instellen. Dit is een tijdelijke maatregel om de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen.

Eigen regie van instellingen

De WIB maakt deel uit van een breder scala aan maatregelen om samen met de instellingen regie te voeren over de internationale studenten die naar Nederland komen. Het wetsvoorstel biedt hiervoor handvatten. Recentelijk presenteerden hogescholen en universiteiten zelf al plannen over wat zij op korte termijn kunnen doen, vooruitlopend op en parallel aan het wetsvoorstel. Deze plannen omvatten onder andere aandacht voor de Nederlandse taalvaardigheid van medewerkers, wervingsactiviteiten en aandacht voor maatschappelijke aspecten zoals huisvesting en de kansen voor studenten om na hun studie in Nederland te blijven. Daarnaast streeft Dijkgraaf naar bestuurlijke afspraken met de instellingen.

Zorgvuldig proces

Het wetsvoorstel is het resultaat van een zorgvuldig proces. Er is uitgebreid overlegd met het onderwijsveld, (internationale) studenten, maatschappelijke organisaties, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en regionale partners. Daarnaast zijn adviezen ingewonnen bij de Onderwijsraad en de Raad van State, en zijn er uitvoeringstoetsen uitgevoerd door toezichthouders en uitvoeringsorganisaties. De internetconsultatie leverde tevens veel reacties op. De volgende stap in het proces is de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer.

Deel dit artikel
terug naar overzicht
Bron publicatie: 13 mei 2024
Bron laatst geupdate: 13 mei 2024
Openrijk publicatie: 11 juli 2024
Bron: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap