Begin 2022 waren er bijna 300.000 familiebedrijven in Nederland. Ongeveer 75% van deze bedrijven opereert in sectoren zoals detailhandel, horeca, en industrie. Samen maakten ze een omzet van 595 miljard euro en droegen ze meer dan 152 miljard euro bij aan de Nederlandse economie, aldus cijfers van het CBS.
Een familiebedrijf wordt gedefinieerd als een bedrijf waarin een familie de meerderheid van de zeggenschap heeft. De betrokkenheid van de familie in het management en de juridische overdraagbaarheid zijn belangrijke aspecten. Zelfstandige bedrijven zonder personeel vallen buiten deze categorie.
1 op de 7 bedrijven is een familiebedrijf
Van meer dan 2 miljoen bedrijven in 2022 was 14% een familiebedrijf met minimaal één werknemer. Ze hadden samen ongeveer 378.000 locaties, vooral in Zeeland (23%) en Overijssel (22%). Noord-Holland had het laagste percentage familiebedrijven.
Bij bedrijven met 2 tot 10 werknemers was 71% een familiebedrijf. Grotere bedrijven zijn minder vaak familiebedrijven. De meeste familiebedrijven vinden we in de landbouw, horeca en autohandel.
Bijna 2,8 miljoen banen bij familiebedrijven
Familiebedrijven boden bijna 2,8 miljoen arbeidsplaatsen in 2022, wat ongeveer 31% van alle werkgelegenheid uitmaakt. Daarnaast waren er bij andere bedrijven meer dan 4,5 miljoen banen. Ook zijn er banen bij instellingen zoals overheid en onderwijs met 1,43 miljoen banen.
Relatief meer tijdelijke contracten bij familiebedrijven
In 2022 had 41% van de banen bij familiebedrijven een tijdelijk contract, tegenover 33% bij andere bedrijven. Ongeveer 20% van de banen bij familiebedrijven was voor minder dan 12 uur per week.
Familiebedrijven als motor van de economie
Familiebedrijven spelen een grote rol in diverse sectoren, zoals de autohandel waar ze bijna 60% van de toegevoegde waarde genereren. In sectoren zoals horeca en bouw hebben ze ook een significante bijdrage. In de sector informatie en communicatie zijn familiebedrijven het minst vertegenwoordigd, met een aandeel van 15% in de toegevoegde waarde.