Op oudejaarsavond 1790 was Amsterdam volledig bedekt met een dichte mist. Huizen leken schimmen en grachten waren onzichtbaar in de duisternis. Plotseling klonk er een luide schreeuw! Iemand was in het koude water gevallen.
De mist kwam op en maakte alles onzichtbaar. Mensen die naar buiten gingen, wisten niet meer waar ze nu precies liepen. Veel bewoners haastten zich voor de laatste inkopen of gingen naar een feest. Ze belandden in de gevaarlijke situatie van de grachten.
Dapperheid in de mist
Vele Amsterdammers belandden in het water, maar gelukkig werden de meeste gered. Johan Conrad Lam, een pruikenmaker, verloor zijn bewustzijn, maar werd op tijd gered. Er waren ook helden die andere mensen hielpen, zoals de weduwe Geijs die bij de Bloemenmarkt werd opgehaald en warm werd gemaakt met brandewijn.
Bijna vergeten
Bij de Raamgracht hielpen 10 mannen onvermoeibaar om drenkelingen te redden. Eén van hen was Dirkje Roos, die na haar redding weer tot leven werd gebracht met ammoniakzout en warmte in een bierkelder.
Dapper medisch personeel
Chirurgijn Mozes Zadok was ook een held. Hij wist 26 mensen te redden in die periode. Bij de Leprozengracht gebruikte hij tabaksrook en warme brandewijn om iemand weer tot leven te brengen.
Verlies en rouw
Helaas zijn er ook slachtoffers gevallen; minstens 40 mensen stierven in deze ramp. De Maatschappij tot Redding van Drenkelingen schreef zelfs een treurlied om hun verlies te herdenken, waarin de chaos tussen 17.30 en 22.00 uur werd bezongen.
Verlichte levenslessen
Het gedicht start met het beeld van lantaarns die geen licht meer geven, wat de ellende van de avond weerspiegelt. Mensen verloren letterlijk de grond onder hun voeten in die dikke mist.
‘Geen Lantaarn ligt kon geeven,
Die in ’t Waater in een Oogenblik,
Moest geeven zo haar laasten snik.’
Ongehoorde hulp
Een vrouw met een baby werd niet gehoord en verdronk in het water. Haar noodkreet was ongehoord, wat een tragisch moment in de stad markeerde.
‘Een dienstmeit by den Amstel daar,
Met een klyn kint op haar armen,
Dog kwam geen hulp daar omtrent.’
Spiritualiteit en verdriet
De tekst spreekt over een aanstaande bruid, die door het water verdronk, waardoor haar verloofde in diepe rouw viel en zich zelfs tegen God begon te beklagen.
‘Een dogter of aanstaande Bruid,
Die met ‘er haast zou trouwen,’
Haalden men dood ’t water uit.’
Vergankelijkheid
Het treurlied roept op tot nadenken over de vergankelijkheid van het leven. Het laat zien dat we ons bewust moeten zijn van onze zonden voor het onverwachte van de dood ons bereikt.
Mensen helpen elkaar
Tegelijkertijd maakt het lied duidelijk hoe belangrijk menselijkheid is. Mensen hielpen elkaar in deze zware tijd, en na de ramp volgden acties om de grachten veiliger te maken.
Een voorstel voor veiligheid
Alexander Gogel, die later minister van Financiën werd, vroeg bewoners om balustrades langs de grachten te plaatsen om ongelukken te voorkomen. Dit idee werd niet goedgekeurd, maar het zette de stad wel aan tot nadenken over veiligheidsmaatregelen.
Effectieve oplossingen
In plaats van de balustrades kwamen er andere maatregelen, zoals het plaatsen van fakkels bij bruggen en het hangen van verlichting. Dit hielp om de veiligheid in de stad te verbeteren.
Rampspoed en gemeenschap
Hoewel Gogels voorstel werd afgewezen, leidde zijn inzet tot verbeteringen in de veiligheid van de grachten. Het toont aan dat samenhorigheid in moeilijke tijden kan ontstaan, waardoor mensen elkaar steunen en helpen.
Meer weten
Wil je het volledige treurlied lezen? Kijk op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Beeld: Stadsarchief Amsterdam