In de zomer van 1950 stond de Dam vol met Oudhollandse gebouwen, speciaal gebouwd voor de viering van ‘Vijf eeuwen Kalverstraat’. De bezoeker ging terug in de tijd en zag in ‘Damstad’ een stadsmuur met daarin opgenomen het middeleeuwse stadhuis, de Waag en de Sint Anthoniespoort. Niet gebouwd van baksteen, maar van Heraklith (houtwol panelen). Ook werden openluchtspelen opgevoerd.
De aanleiding
Het plan voor Damstad kwam van bloemenwinkelier G. IJsselstein die zich met de overige initiatiefnemers begin 1949 hadden verenigd in het ‘Comité Kalverstraat’. De opbrengsten van de festiviteiten zouden ten gunste komen aan het Koningin Wilhelminafonds en het in 1949 opgerichte Nederlandse Kankerinstituut. Het geboortejaar van de Kalverstraat als winkelstraat, 1450, was uiteraard op geen enkele historische bron gebaseerd, maar ingegeven door het eerste lustrumjaar van de viering van de bevrijding en de nationale feestelijkheden. Om één en ander vorm te geven was de lokale architect en kunstschilder Nicolaas Charles Dekker (1898-1969) in de arm genomen.
Damstad in volle glorie. Een vol terrein, maar uiteindelijk een lege schatkist. (SAA, SAA OSIM00007004743)
Damstad, een negentiende-eeuws feeststerrein uit 1950
De bezetting was vijf jaren voorbij en de wederopbouw, met een periode van economische voorspoed en optimisme in zicht, kwam langzaam maar zeker op stoom. Voor Damstad werd echter niet naar de toekomst gekeken, maar door een nostalgische bril naar de bekende glorietijden van de stad: de late middeleeuwen en de Gouden Eeuw. Dat beide bloeiperioden ook donkere kanten hadden is inmiddels genoegzaam bekend. Het uiteindelijk uitgevoerde plan bestond uit een gekanteelde stadsmuur met aan de straatzijde etalages en muurtorens. In de muur waren drie belangrijke historische gebouwen opgenomen: het middeleeuwse stadhuis; de Waag die in 1561-1565 op het Damplein was gebouwd en de middeleeuwse Sint Anthoniespoort die in 1617-1618 de functie van Waag aan de Nieuwmarkt had gekregen. Het , hoewel het ontwerp van deze Waag ook iets weg had van de Amsterdamse poort van Haarlem. Gedurende het bestaan van Damstad werden grote en kleine openluchtspelen opgevoerd waarvoor schrijfster Hella Haase (1918-2011) de teksten verzorgde, en waarvan Kees van Iersel (1912-1988) de regie op zich nam.
De eerste steenlegging van Damstad op 13 mei 1950. (SAA, SAA OSIM00007004742)
Tentoonstellingen in de negentiende eeuw
Vermoedelijk hebben het comité en Charles Dekker inspiratie gezocht in de tentoonstellingen die in 1887 en 1895 op het dan nog onbebouwde terrein achter het Rijksmuseum werden gehouden. In 1887 werd daar ‘Oud Holland’ opgericht, een oudhollands stadje met gebouwen uit de zestiende en zeventiende-eeuw. Dit was geheel in lijn met hernieuwde belangstelling en waardering van deze perioden in de architectuur en beeldende kunst. Schilder Cornelis Springer, één van de bekendste schilders van de Hollandse Romantiek, was in 1887 ingeschakeld om Oud Holland te ontwerpen. Wegens succes werd het idee van ‘Oud Holland’ in 1895 nog eens dunnetje overgedaan. Nu kwamen de ontwerpen uit de koker van architect Isaac Gosschalk die in zijn werk met gretigheid putte uit de architectuur van de periode 1560-1630.
Damstad en de negentiende-eeuwse voorgangers
In Damstad zijn in de opzet overeenkomsten te zien met de voorgangers uit de late negentiende-eeuw, maar ook aan de plaatsing in de tijd. Want net als aan het einde van de negentiende eeuw bevond de stad zich op een belangrijk kantelpunt, met een onbekende maar voorspoedige toekomst in het vooruitzicht. Het trauma van de bezetting, met de deportatie en uiteindelijke moord van circa 75.000 Joodse inwoners als absoluut dieptepunt, raakte weggestopt. Ook landelijk was sprake van een aanzwellend optimisme waar met zachte blik terugkeek op de bloeiperioden van vooroorlogse eeuwen. Niet voor niets werd kunstenaar Anton Pieck in die periode door zeer veel Nederlanders in de armen gesloten. Zijn zoete tekeningen waren een echo van een onschuldige tijd die door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog voorgoed verloren was gegaan. Een geïdealiseerde tijd die feitelijk nooit als zodanig bestaan had. In het rommelige Damstad, met haar vermakelijke inwoners, kon men in een Anton Pieck-achtige schijnwereld stappen.
De bewoners van Damstad. (SAA, HVVA00235000035)
Tot besluit
De nobele doelstelling en het hoge bezoekersaantal ten spijt werd het ‘Comité Kalverstraat’ in 1951 na een hoop gesteggel failliet verklaard, een financieel gat achterlatend van fl. 300.000,-. Damstad ging de geschiedenis in als een mislukt project en werd genoemd wanneer vergelijkbare initiatieven wel een succes was geworden: ‘Dorpsfestijn geen Damstad geworden’. Over de bebouwing werd ook niet lovend gesproken. Uit de recensie van de film Knickerbocker Holiday (1951): ‘In een armoedig décor, dat herinneringen oproept aan Damstad […]’. Of bij de bespreking van de wereldtentoonstelling die in 1958 te Brussel werd gehouden: ‘een gigantisch Damstad, maar dan mooi […]’. Buiten dat is Damstad een interessant fenomeen, omdat naar drie eeuwen werd teruggekeken: de zestiende, de zeventiende en de negentiende eeuw; waarbij de laatste mogelijk onbewust.
Erfgoed van de Week
In de rubriek Erfgoed van de Week staat elke week een bijzondere archeologische vondst, vindplaats, voorwerp, monumentaal gebouw of historische plek in de stad centraal. Via de website amsterdam.nl/erfgoed, Open Research Amsterdam, instagram @monumentenarcheologie, X @erfgoed020 en Facebook Monumenten en Archeologie delen de erfgoedexperts van Monumenten en Archeologie het erfgoed van de stad met Amsterdammers én overige geïnteresseerden. Dit artikel is geschreven door Michel van Dam.