De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 11 maart over een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer om zogenaamde hate crimes, misdrijven die voortkomen uit discriminatie, zwaarder te straffen. De wet werd verdedigd door de twee indieners, Tweede Kamerleden Timmermans (GroenLinks-PvdA) en Bikker (ChristenUnie). Minister Van Weelvan Justitie en Veiligheid trad op als adviseur namens de regering. De Eerste Kamer nam het wetsvoorstel na afloop van het debat zonder stemming aan.
Namens de leden van de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid voerde senator Dittrich (D66), voorzitter van die commissie, het woord. Alleen de PVV- en de FVD-fractie hadden zich niet aangesloten bij zijn vragen. Volgens Dittrich zijn haat en discriminatie op alle vlakken een groot probleem. Uit onderzoek blijkt dat slechts een op de vijf slachtoffers bereid is aangifte te doen van discriminatie. Daarom moeten misdrijven die door haat zijn gemotiveerd beter worden aangepakt. Met dit wetsvoorstel wordt vastgelegd dat de wetgever deze misdrijven dusdanig zwaar vindt dat de straffen moeten worden verhoogd. Zo worden haatmisdrijven en de slachtoffers ervan zichtbaar in het strafproces. Daarvoor is in de Tweede Kamer en ook hier in de Eerste Kamerbrede steun, zei Dittrich.
Senator Dittrich had een aantal aanvullende vragen aan de initiatiefnemers en de minister. Bijvoorbeeld over het verschil tussen de huidige praktijk en dit wetsvoorstel. Nu moet de Officier van Justitie de discriminatie aannemelijk maken, straks zal het Openbaar Ministerie die wettelijk en overtuigend moeten bewijzen. Wat betekent dit precies in de praktijk? Tweede Kamerlid Timmermans antwoordde dat het strafrecht geen oplossing is voor dit maatschappelijke probleem maar wel een belangrijk statement van de wetgever dat expliciet sympathiseert met de slachtoffers en zich expliciet distantieert van de daders. Volgens Timmermans is de huidige praktijk - het aannemelijk maken - in veel geval al op het niveau van bewijzen. Het Openbaar Ministerie verwacht niet dat zaken hierop zullen stuklopen. Verder wilde Dittrich weten waarom leeftijdsdiscriminatie niet expliciet is opgenomen. Tweede Kamerlid Bikker zei dat de initiatiefnemers met dit wetsvoorstel aansluiting hebben gezocht bij de manier waarop de huidige praktijk werkt. Minister Van Weel onderschreef de keuze omdat de afbakening aansluit bij de groepen die nu ook zijn opgenomen in de Grondwet.
Dittrich had verder nog vragen over de uitvoering van de wet, zoals de benodigde aanpassingen in ICT- en registratiesystemen. Bikker antwoordde dat de registratie van deze misdrijven momenteel niet altijd even goed is. Openbaar Ministerie en politie blijken afwijkend van elkaar te registeren, met verschillende definities van hate crime. De initiatiefnemers verwachten dat invoering van de strafverzwaringsgrond met een eenduidige definitie deze praktijk zal verbeteren. De hele strafrechtketen hanteert straks dezelfde definitie. Minister Van Weel onderschreef dit. Er is slecht eenmalig een aanpassing van de ICT-systemen nodig. Daarna zal in de hele keten dezelfde definitie voor deze misdrijven gelden.