De opwarming van Nederland in het winterhalfjaar is het grootst bij noordoostenwind. Dit past bij de opwarming van Europa in de winter, die in deze richting het grootst is.
Opwarming per windrichting
We berekenen per windrichting de verandering van de gemiddelde temperatuur in De Bilt tussen de perioden 1961-1990 en 1991-2020 (afbeelding 1). Dit doen we voor sectoren van 90 graden, in stapjes van 1 graad, dus 0-90 graden, 1-91 graden, enzovoorts. De verandering van de temperatuur bijvoorbeeld bij noordoostenwind is het gemiddelde van de verandering in temperatuur van de winden tussen noord en oost. De berekening is gedaan met daggemiddelde waarden van de temperatuur en windrichting in het winterhalfjaar (oktober-maart), hier verder kortweg winter genoemd.
Grote verschillen tussen windrichtingen
Nederland warmt op bij alle windrichtingen. De verschillen per windrichting zijn echter groot. Bij noordoostenwind is de opwarming van ongeveer 1,4 graad twee keer zo groot als de opwarming bij westenwind van ongeveer 0,7 graad. Beide passen bij de opwarming tussen 1961-1990 en 1991-2020 in de winter in de gebieden om ons heen waar de wind vandaan komt, die het grootst is in Scandinavië en Rusland en het kleinst boven de Atlantische Oceaan (afbeelding 2). De laagste temperaturen doen zich voor bij noordoostenwind (afbeelding 3), zodat bij de laagste temperaturen de opwarming het grootst is.