Het portret van voormalig wethouder Monne de Miranda (1875-1942) keert terug naar het stadhuis van Amsterdam. Op vrijdag 21 maart, precies 150 jaar na zijn geboorte, wordt het schilderij overgebracht vanuit het depot van het Amsterdam Museum. Dit gebeurt op verzoek van het comité ‘Bevrijd Monne uit het depot’, dat zich inzette voor een zichtbare plek voor zijn portret in het stadhuis.
Burgemeester Halsema besloot het portret terug te halen. “Een bestuurder met zo’n grote staat van dienst verdient een prominente plek op het stadhuis,” zei ze hierover.
Wethouder met een missie
De Miranda kwam uit een arme joodse familie. Hij werd in 1875 geboren in de Nieuwe Kerkstraat in de ‘Jodenhoek’. Hij stopte al op zijn 11e met school en werd diamantslijper. Tussen 1919 en 1939 was hij met twee onderbrekingen wethouder. Samen met de chique wethouder Wibaut (1859-1936) was hij bepalend voor het ‘wethouderssocialisme’. De gemeente had toen veel meer beleidsvrijheid dan nu en ontwikkelde in Amsterdam al een lokale verzorgingsstaat. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de verzorgingsstaat onder de socialistische-minister president Willem Drees (1886-1988) in heel Nederland. (Ook Willem Drees groeide in arme omstandigheden op in Amsterdam.)
Monne de Miranda had een duidelijke missie: zorgen voor betere woonomstandigheden voor de arbeiders in Amsterdam. Hij was een groot voorstander van de ‘tuinstad’-gedachte, waarbij arbeidersgezinnen niet meer in krappe, ongezonde woningen hoefden te leven, maar een huis kregen in een groene, ruim opgezette wijk. Onder zijn bestuur werden er veel sociale huurwoningen gebouwd, waardoor steeds meer Amsterdammers een fatsoenlijk dak boven hun hoofd kregen.
Maar hij deed meer. De Miranda vond het belangrijk dat kinderen veilig konden leren zwemmen en zette zich daarom in voor gemeentelijke zwemvoorzieningen. Ook streed hij tegen armoede en zorgde hij ervoor dat mensen die het moeilijk hadden, steun konden krijgen van de gemeente. Zijn werk had grote invloed en maakte het leven van veel Amsterdammers een stuk beter.
Gedwongen aftreden en de oorlogsjaren
Ondanks zijn inzet moest De Miranda in 1939 aftreden. Hij werd beschuldigd van onregelmatigheden bij de uitgifte van bouwgrond. De Miranda stortte geestelijk in en zat tijdelijk in een psychiatrische inrichting. Een commissie sprak hem later volledig vrij, maar de schade was al aangericht. Zijn politieke carrière was voorbij. Hij schreef het verweerschrift ‘Pro domo’ dat pas in 1997 werd uitgegeven.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij vanwege zijn Joodse afkomst en politieke achtergrond een doelwit van de nazi’s. Op 18 juli 1942 werd hij gearresteerd en naar kamp Amersfoort gebracht. Daar werd hij onder zware omstandigheden vastgehouden en door medegevangenen zwaar mishandeld. Op 3 november 1942 overleed hij aan de gevolgen van deze zware mishandelingen.
Een portret als eerbetoon
De gemeente wist hoe belangrijk De Miranda was geweest voor Amsterdam. In 1948 gaf de stad de schilder Eli Neuburger de opdracht een portret van hem te maken. Het werd in 1952 onthuld en kreeg een plek in het stadhuis. Daar hing het tot 1988. Vervolgens werd het deel van de collectie van het Amsterdam Museum, waar het sinds 1999 te zien was. Door de verbouwing van het museum verdween het uiteindelijk in het depot. Nu, 150 jaar na zijn geboorte, krijgt het portret opnieuw een plaats in het stadhuis. Het is een eerbetoon aan een bestuurder die zich zijn hele leven inzette voor een rechtvaardig Amsterdam.