Goedemiddag, beste leden van dit comité, gewaardeerde collega’s en partners,

Dank u voor de uitnodiging voor een gezamenlijke discussie over de sociale dimensie van de EU-visserij.

Ik heb al de kans gehad om bilateraal kennis te maken met de hier vertegenwoordigde verenigingen. Het voortzetten van onze dialoog in dit format is belangrijk, aangezien uw werk en deze samenwerking essentieel zijn voor het vormgeven van het beleid en het aandrijven van oplossingen voor de uitdagingen van vandaag.

U heeft een zeer nobele rol – het bevorderen van het welzijn van vissers die de ruggengraat vormen van de voedselzekerheid van de EU en van onze kustgemeenschappen.

Om de context van onze uitwisseling te schetsen, wil ik een paar woorden zeggen over verschillende politieke prioriteiten van mijn portefeuille, waaraan u heeft bijgedragen en waaraan u via onze betrokkenheid zult blijven bijdragen.

Ik begin met de lopende evaluatie van de gemeenschappelijke visserijbeleid (GVB) Verordening.

De evaluatie verloopt goed. In uw bijdragen heeft u zorgen geuit over de aanlandplicht, het internationale gelijk speelveld en de noodzaak om de sociale dimensie in het GVB te integreren – allemaal topprioriteiten voor belanghebbenden.

Deze kwesties zullen zorgvuldig worden geëvalueerd. De laatste verzameling van relevante kwantitatieve gegevens is aan de gang voor meer dan 200 indicatoren. Relevante studies zijn al beschikbaar en worden geanalyseerd.

We streven ernaar de evaluatie in het voorjaar van 2026 te publiceren.

De bevindingen van de evaluatie, verrijkt door alle discussies die ik sinds het begin van mijn mandaat met belanghebbenden heb gevoerd, inclusief tijdens mijn bezoeken aan kustgemeenschappen, zullen de basis vormen voor het ontwikkelen van de Visie voor een veerkrachtige en concurrerende visserij- en aquacultuursector met een perspectief tot 2040.

Mijn bedoeling is om de visie 2040 in het najaar van volgend jaar te presenteren, samen met de EU-strategie voor externe visserijactie en de routekaart voor energietransitie.

Deze initiatieven moeten de basis leggen voor de generatiewisseling in de sector, door te zorgen voor een groeiende aantrekkelijkheid.

De aantrekkelijkheid van de sector komt tot stand door betere arbeidsomstandigheden en veiligheid aan boord, moderne schepen met lagere operationele kosten, een hogere winstgevendheid voor vissers en selectiever vistuig, wat duurzame praktijken en productieve ecosystemen voor de volgende generatie vissers waarborgt.

De Blue Generational Renewal Strategy, aangekondigd in het European Ocean Pact voor 2027, zal het pad verder ontwikkelen dat met de Visie 2040 is uitgezet.

EMFAF, evenals het nieuw voorgestelde MFK, maken financiële ondersteuning van deze belangrijke prioriteiten mogelijk.

Ik wil terugkomen op wat ik zojuist zei – de visserijpraktijken van vandaag moeten ervoor zorgen dat er vis is en een productieve oceaan voor de volgende generatie vissers.

Dit moeten we in gedachten houden bij het vaststellen van visserijkansen, want zonder vis zijn er geen vissers.

Tegelijkertijd ben ik me scherp bewust van de sociaaleconomische gevolgen van de beslissingen voor de vissers van vandaag. Het is een zeer fijne balans die we proberen te vinden.

In de Atlantische Oceaan hebben verantwoordelijke vangstlimieten overexploitatie verminderd, wat onze inzet voor duurzaamheid aantoont.

In de Oostzee vereist de ernstige milieutoestand dringende actie om een hersteltraject van de visbestanden mogelijk te maken. Ik geloof dat dit is wat we hebben bereikt met de visserijkansen voor 2026 die vorige week in de Raad zijn overeengekomen. De Commissie en de Baltische lidstaten hebben ook toegezegd om specifiek wetenschappelijk advies te vragen over hersteltrajecten. Tegelijkertijd is volledige en effectieve implementatie van de relevante EU-wetgeving op alle niveaus nodig.

In het westelijke Middellandse Zeegebied, gezien de samenwerkingsinspanningen en innovatieve strategieën die sinds 2020 door de visserijsector en belanghebbenden zijn aangenomen, zien we het begin van de transitie van onze sector naar ecologische duurzaamheid en verbeterde sociaaleconomische welvaart.

De uitvoering van het WestMED MAP levert positieve resultaten op. In de recente beoordeling stelt het STECF dat voor 6 bestandsdelen de trends in inspanningsvermindering en biomassa-toename positief zijn, wat wijst op een positieve reactie. Tot nu toe worden echter slechts 2 van de 13 bestandsdelen bevist in overeenstemming met het MSY-doel van de MAP-implementatie. De kabeljauwbestanden hebben het afgelopen jaar een significante daling van de vissterfte gezien en de biomassa neemt toe; desalniettemin blijven ze onder gezonde biologische niveaus en zijn verdere inspanningen nodig om Fmsy te bereiken. Dit jaar, net als vorig jaar, zullen we vertrouwen op een compensatieregeling die vissen mogelijk maakt terwijl duurzame vispraktijken worden bevorderd.

We hebben verder de kans om snel en effectief vooruitgang te boeken op het gebied van innovatie en energietransitie voor onze industrie, waarbij ook rekening wordt gehouden met de balans tussen visserijkansen en viscapaciteit. Dit is een onderliggende factor voor de winstgevendheid van de vloot.

Tegelijkertijd blijven we voortgang boeken met conserveringsmaatregelen in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), het verbeteren van naleving en het creëren van een gelijk speelveld. Op mijn initiatief zullen we volgend jaar het proces starten naar een nieuwe MedFish4Ever-verklaring om de GFCM door het volgende decennium te leiden.

Ik wil u ook bijpraten over ons werk met betrekking tot opleiding en certificering van vissers.

De reflecties over de beste manier om de implementatie van het Internationale Maritieme Organisatie-verdrag over normen voor opleiding, certificering en wachtlopen voor bemanning van vissersvaartuigen aan boord van EU-schepen te bevorderen, gaan door. We moeten onze opties afwegen tegen de aanzienlijke kosten en administratieve last van nieuwe wetgeving voor de overheidsadministraties van landen die weinig of geen grootschalige schepen hebben.

Vaardigheden blijven van vitaal belang voor de veerkracht en aanpassingsvermogen in zowel de visserij- als aquacultuursector. We denken na over hoe we verder moeten gaan, waarbij we de complexiteit erkennen en de noodzaak van een effectbeoordeling om ons in dit proces te begeleiden.

Met het oog op de externe dimensie van ons beleid en de noodzaak van een gelijk speelveld is de EU een voorloper in het pleiten voor hogere arbeidsnormen en veiligheid van bemanning in internationale visserij.

EU-vloten volgen het Work in Fishing-verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), waarmee ze een sterk voorbeeld stellen voor anderen, en we promoten deze normen in regionale visserijbeheerorganisaties (RFMOs), ter bescherming van vissers en het waarborgen van eerlijke concurrentie.

Ondanks tegenstand van wereldspelers zoals China en Taiwan is vooruitgang geboekt, met name binnen de Western and Central Pacific Fisheries Commission. Deze organisaties hebben in december 2024 bindende minimumnormen voor arbeid aangenomen, ook al liggen deze onder de EU-normen.

Andere RFMOs hebben slechts niet-bindende kaders, en er is meer inspanning nodig om deze op één lijn te brengen met de EU-normen.

Sociale clausules in onze visserijovereenkomsten met derde landen zijn nu ook de norm. Onze gesprekken met partnerlanden omvatten bijgewerkte sociale clausules in de protocollen, zoals het belang van opleiding voor vissers. Sectorale ondersteuning kan helpen, en mijn diensten werken samen met de Internationale Arbeidsorganisatie om synergieën te identificeren.

Een van de prioriteiten van mijn mandaat is het ontwikkelen van een nieuwe generatie Duurzame Visserijpartnerschapsovereenkomsten (SFPAs).

Onze visie op een nieuwe generatie SFPAs zal deel uitmaken van de nieuwe externe visserijstrategie van de EU, die ik eerder noemde. Toekomstige overeenkomsten moeten transparanter, efficiënter, veerkrachtiger en aanpasbaarder zijn, en toegang tot gezonde hulpbronnen veiligstellen. Inbreng is welkom en we bekijken een aanbeveling van de Long-Distance Advisory Council.

Ik wil afsluiten met een paar woorden over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2028-2034.

Onze ambities voor een gemeenschappelijk visserijbeleid dat een pijler is van voedselzekerheid en de ruggengraat van onze kustgemeenschappen, moeten worden ondersteund met de nodige financiering.

Het Commissievoorstel introduceert een flexibel, prestatiegericht EU-budget dat is afgestemd op nationale en regionale behoeften.

De ondersteuning die beschikbaar is onder het volgende MFK heeft het potentieel om verder te gaan dan het EMFAF-budget 2021-2027, met grotere kansen. Lidstaten moeten in samenwerking met de sector strategische keuzes maken over de toewijzing van de fondsen.

Het nieuw voorgestelde MFK ondersteunt al onze beleidslijnen en sectoren via de drie hoofdpijlers, namelijk: het Nationaal en Regionaal Partnerschapsfonds (NRP), het Concurrentiefonds en het Global Europe Fonds.

Het NRP-fonds heeft een toegewijde, afgebakende allocatie van 2 miljard euro voor sommige delen van ons beleid, zoals duurzame visserij en aquacultuur, innovatie, gemeenschappelijke marktorganisaties, mariene herstelinspanningen en compensatie in crisistijden. Bovendien kunnen en moeten lidstaten delen van de rest van hun NRP-fondsen gebruiken om kustgemeenschappen te ondersteunen, kernelementen van het GVB zoals controle en gegevensverzameling, en activiteiten in de blauwe economie, om er een paar te noemen. Intussen is een snelle uitvoering van de nationale programmas van het Europees Maritiem, Visserij- en Aquacultuurfonds (EMFAF) essentieel.

Dank u voor uw aandacht. Ik kijk uit naar uw mening over deze en andere kwesties die vandaag uw focus hebben.