Achtergrond en inhoud

De Europese Nitraatrichtlijn heeft tot doel de waterverontreiniging te verminderen die wordt veroorzaakt door nitraten uit agrarische bronnen en verdere verontreiniging te voorkomen. Deze richtlijn bepaalt onder andere dat er een maximum aan dierlijke mest op of in de bodem mag worden gebracht. De Europese Commissie heeft Nederland in een zogenoemde derogatiebeschikking toegestaan af te wijken van dit maximum, zolang Nederland voldoet aan de voorwaarden die de Europese Commissie stelt. Eén van die voorwaarden is dat in 2025 het nationaal mestproductieplafond in Nederland niet wordt overschreden. Om aan deze voorwaarde te voldoen, is met ingang van 1 januari 2025 onder andere de afroming van mestproductierechten ingevoerd in de Nederlandse Meststoffenwet. Met de ontwerpbesluiten waarover de Afdeling advisering nu heeft geadviseerd, wil de regering met ingang van 1 december 2025 de afroming van deze mestproductierechten in de pluimvee- en varkenssector beëindigen.

Nationaal mestproductieplafond

Ondanks een verwachte overschrijding van het nationaal mestproductieplafond in 2025, kan volgens de regering de afroming van zowel de pluimvee- als de varkensrechten toch worden beëindigd. Dit wordt voor de pluimveesector gebaseerd op onzekerheid in de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de verwachte overschrijding van het mestproductieplafond. Voor de varkenssector wordt voorgesorteerd op toekomstige opbrengsten van de beëindigingsregelingen.

Naar verwachting nog altijd overschrijding

De Afdeling advisering benadrukt in haar adviezen dat niet wordt voldaan aan de verplichtingen in de derogatiebeschikking, wanneer het nationaal mestproductieplafond in 2025 wordt overschreden. De afroming van beide rechten is pas elf maanden geleden in de Meststoffenwet ingevoerd. Door de maatregel nu al te beëindigen, wordt deze ongedaan gemaakt voordat ze effect heeft kunnen sorteren. Dit terwijl de regering destijds aangaf dat al het mogelijke moet worden gedaan om te borgen dat de mestproductie in 2025 niet boven het mestproductieplafond uitkomt. Zo’n onbestendig beleid kan negatieve gevolgen hebben voor het ondernemingsklimaat. Het ligt daarom meer voor de hand om de afroming van zowel de pluimvee- als de varkensrechten pas te beëindigen nadat is verzekerd dat de mestproductie niet hoger is dan de mestplafonds die in de Meststoffenwet zijn vastgesteld. Daarmee is ook verzekerd dat wordt voldaan aan het mestplafond dat in de derogatiebeschikking is voorgeschreven.

Conclusie

De Afdeling adviseert de regering dan ook om de afroming van de pluimvee- en varkensrechten niet te beëindigen met ingang van 1 december 2025.