Mariëlle Paul, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: “Op 1 januari is meer dan de helft van de pensioenen over op het nieuwe stelsel. Dat is een belangrijke mijlpaal. Zij krijgen een pensioen dat makkelijker omhooggaat, transparanter is en beter aansluit op de het feit dat mensen niet meer 40 jaar bij één werkgever zitten. De komende twee jaar maken de overige pensioenregelingen de overstap. Met deze wetswijziging is er voldoende tijd voor een zorgvuldige overgang.”

Wet verlenging transitieperiode

In de Wet toekomst pensioenen was geregeld dat pensioenfondsen tot 1 januari 2027 de tijd hebben om over te gaan naar het nieuwe stelsel. De wijziging van deze einddatum was al tijdens de behandeling van de wet toegezegd aan de Eerste Kamer. De wet op de Verlenging transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel haalt die genoemde datum uit de pensioenwet en regelt de datum nu in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Tegelijk met deze wet komt het kabinet met een algemene maatregel van bestuur waarin de termijn verlengd wordt tot 1 januari 2028.

Wat verandert er in het nieuwe stelsel?

In het nieuwe stelsel blijft het uitgangspunt dat pensioenen gezamenlijk worden opgebouwd en dat financiële risico’s met elkaar worden gedeeld. Het blijft een collectief en solidair stelsel. Werkgevers en werknemers leggen premie in en pensioenuitvoerders beleggen dat geld zodat die premie meer waard wordt. De eerste decennia van deze eeuw gingen de meeste pensioenen niet of nauwelijks omhoog. In het nieuwe pensioenstelsel worden er kleinere buffers aangehouden, waardoor een groter deel van iedere ingelegde euro, plus het rendement dat daarop wordt gemaakt, naar de pensioenuitkering kan. En de buffers kunnen gerichter worden ingezet.

De nieuwe pensioenwet zorgt er ook voor dat het duidelijker en persoonlijker wordt hoeveel pensioen er is opgebouwd. Het pensioen van een deelnemer is voortaan gebaseerd op alle premie die namens die deelnemer is betaald, plus het rendement dat dit geld heeft opgeleverd. In het vorige systeem werd het meeste pensioen opgebouwd aan het einde van de loopbaan en was er verdeling van pensioengeld van jong naar oud. Een andere baan of werkloosheid had aan het eind van de loopbaan daardoor extra grote gevolgen. De nieuwe wet sluit op deze manier beter aan bij het feit dat mensen tegenwoordig niet meer veertig jaar voor één baas werken.