Vandaag heeft de Commissie besloten Hongarije te verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie voor het in strijd zijn met de positie van de Unie over intra-EU arbitrages onder het Energiehandvestverdrag.
In juni 2024 ondertekenden de Unie en 26 lidstaten een verklaring over de juridische gevolgen van de Komstroy-uitspraak. In deze verklaring verduidelijkte het Hof van Justitie de interpretatie van het Energiehandvestverdrag. Het Hof oordeelde dat de arbitrageclausule van het Energiehandvestverdrag niet van toepassing is op geschillen tussen een lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat betreffende een investering die de laatstgenoemde in de eerste lidstaat heeft gedaan. Met andere woorden, op basis van het Unierecht zijn arbitrageuitspraken ongeldig en dus niet afdwingbaar binnen de Unie.
Deze verklaring vulde een overeenkomst aan tussen de Unie en haar lidstaten, die, ter informatie van rechtbanken en arbitrage-instanties, verduidelijkte dat de arbitrageclausule in het Energiehandvestverdrag niet van toepassing is – en nooit van toepassing is geweest – in de relaties tussen een EU-investeerder en een EU-land, of de Unie. Op dezelfde dag nam Hongarije een eenzijdige verklaring aan waarin werd gesteld dat de uitspraak van het Hof van Justitie in Zaak C-741/19 - République de Moldavie (“de Komstroy-uitspraak”) alleen van toepassing is op toekomstige intra-EU investeerder-staat arbitrageprocedures en dat dit effect voor de toekomst pas van kracht zal zijn zodra het Energiehandvestverdrag is gewijzigd. De Commissie is van mening dat een dergelijke eenzijdige verklaring in strijd is met zowel de beslissing van het Hof als de positie van de Unie ten opzichte van arbitrage-instanties en rechtbanken van derde landen.
Volgens de Commissie schendt Hongarije ook de plicht tot oprechte samenwerking zoals vervat in Artikel 4(3) van het Verdrag van de Europese Unie, evenals Artikel 19 TEU, 267 TFEU en 344 TFEU en de algemene beginselen van autonomie, prioriteit, effectiviteit en uniforme toepassing van het Unierecht.
De Commissie had aanvankelijk in juli 2024 een formele kennisgeving gestuurd, gevolgd door een gemotiveerd advies in maart 2025. De zorgen van de Commissie werden niet verlicht met het antwoord van de Hongaarse autoriteiten op het gemotiveerde advies. Daarom heeft de Commissie besloten de zaak te verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Achtergrond
De Commissie is al jaren in gesprek met de lidstaten om de juridische context voor geschillen onder het Energiehandvestverdrag te verduidelijken. In oktober 2022 heeft de Commissie een communicatie gestuurd naar de Raad, het Europees Parlement en de lidstaten waarin de intentie werd uiteengezet om onderhandelingen te openen over een overeenkomst tussen de Unie, Euratom en de lidstaten met betrekking tot de interpretatie van het Energiehandvestverdrag, die in het bijzonder een bevestiging zou inhouden dat het Energiehandvestverdrag niet intra-EU van toepassing is en daarom niet als basis kan dienen voor arbitrageprocedures.
De Unie heeft het Energiehandvestverdrag met partnerlanden over de hele wereld ondertekend als onderdeel van haar externe energiebeleid. Het aanbod om geschillen te arbitreren dat in dat verdrag is vervat, was nooit bedoeld om het systeem van juridische bescherming dat is vastgesteld onder de EU-verdragen te vervangen. In zijn Komstroy-uitspraak erkende het Hof van Justitie dat dit de enige juiste manier was om het Energiehandvestverdrag te interpreteren. De EU heeft in juni 2024 haar uittreding uit het Energiehandvestverdrag bekendgemaakt.
Voor meer informatie
Database inbreukbesluiten en inbreukkaart en grafieken
Inbreukprocedure Hongarije (INFR(2024)2206)