De Commissie heeft vandaag haar eerste mening uitgebracht over de compatibiliteit van een duurzaamheidsovereenkomst met de mededingingsregels voor de landbouwsector. Deze mening betreft een overeenkomst over het vaststellen van richtprijzen voor wijn die geproduceerd is volgens de normen voor biologische en Haute Valeur Environnementale (‘HVE) wijnen in de Franse regio Occitanie. De beoogde overeenkomst is tussen producenten van wijn die aan deze normen voldoen en kopers van dergelijke wijn, om de bulktransacties van wijn te begeleiden. Het doel is om de betrokken producenten te stimuleren hun duurzame productiemethoden te behouden.
De duurzaamheidsovereenkomst
Producenten van wijn die voldoen aan de biologische en HVE-normen en actief zijn in de Franse regio Occitanie hebben de Commissie gevraagd om een mening te geven over de compatibiliteit met Artikel 210a van Verordening (EU) Nr. 1308/2013, die een gemeenschappelijke organisatie van markten voor landbouwproducten vaststelt (‘CMO Verordening), van hun beoogde overeenkomst met kopers van dergelijke wijn over richtprijzen (de zogenaamde “oriëntatieprijzen”) om bulktransacties van wijn te begeleiden.
De Franse wijnsector ondervindt momenteel een aanzienlijke overaanbod, veranderende consumentenvoorkeuren en een verhoogde prijsgevoeligheid van consumenten als gevolg van inflatie. Daarnaast zijn consumenten van wijn zich vaak niet bewust van de kosten van duurzame productie. In deze context zijn veel producenten van biologische en HVE-wijn minder winstgevend dan conventionele wijnproducenten en kunnen ze ofwel overstappen op conventionele productie of helemaal stoppen met wijnproductie.
Onder de beoogde overeenkomst zullen de oriëntatieprijzen worden vastgesteld op een niveau dat de kosten dekt van het produceren volgens een van de twee relevante duurzaamheidsnormen (biologisch of HVE), plus een winstmarge van maximaal 20% van deze kosten. De oriëntatieprijzen zullen jaarlijks worden vastgesteld voor elke norm en voor zes druivensoorten. De overeenkomst zal twee jaar van kracht zijn.
De Commissie heeft vastgesteld dat de overeenkomst voldoet aan alle voorwaarden van Artikel 210a van de CMO Verordening. In het bijzonder concludeerde de Commissie dat de beoogde overeenkomst:
- betreft landbouwproducenten;
- betrekking heeft op de handel in landbouwproducten;
- gericht is op het bijdragen aan verschillende duurzaamheidsdoelstellingen en het toepassen van duurzaamheidsnormen die hoger zijn dan wat wordt vereist door de Unie of nationale wetgeving; en
- elke mogelijke beperking van de concurrentie die voortvloeit uit de overeenkomst is onmisbaar voor het bereiken van die normen.
Op basis hiervan heeft de Commissie een positieve mening over de overeenkomst uitgebracht.
Achtergrond
Artikel 101(1) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (‘TFEU) verbiedt in het algemeen overeenkomsten tussen bedrijven die de concurrentie beperken, zoals die tussen concurrenten die kunnen leiden tot hogere prijzen of lagere hoeveelheden. Echter, in het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor 2023-2027 hebben het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie in 2021 een uitzondering op dit verbod aangenomen voor landbouwproducten.
Meer specifiek heeft Verordening 2021/2117 deze uitzondering ingevoerd via een nieuw Artikel 210a in de CMO Verordening. Deze bepaling staat overeenkomsten toe die gericht zijn op het bereiken van een set van duurzaamheidsdoelstellingen, door normen toe te passen die hoger zijn dan wat verplicht is onder EU- of nationale wetgeving, mits de concurrentiebeperkingen die voortvloeien uit dergelijke overeenkomsten onmisbaar zijn voor het bereiken van die doelstellingen. Artikel 210a stelt landbouwproducenten in staat om een mening van de Commissie te vragen over de compatibiliteit van hun duurzaamheidsovereenkomsten met de voorwaarden van deze bepaling.
Op 7 december 2023 heeft de Commissie Richtlijnen aangenomen die verduidelijken hoe operators die actief zijn in de agrovoedingssector gezamenlijke duurzaamheidsinitiatieven kunnen ontwerpen in overeenstemming met Artikel 210a.
Op 21 maart 2025 ontving de Commissie een verzoek om een mening over de huidige duurzaamheidsovereenkomst. Op basis van Artikel 210a moest de Commissie binnen vier maanden na het verzoek haar mening uitbrengen, wat ze deed.
Voor Meer Informatie
Meer informatie over de mening van vandaag zal beschikbaar zijn op de website van de concurrentie en de website van landbouw en plattelandsontwikkeling van de Commissie zodra mogelijke vertrouwelijkheidskwesties zijn opgelost.