De dienstensector is van groot belang voor de Nederlandse economie. In 2023 zorgde deze sector voor 77 procent van de totale economische waarde, een stijging ten opzichte van 49 procent in 1950. Dit is ook zichtbaar op de arbeidsmarkt: 81 procent van de gewerkte uren was in de dienstverlening.
De dienstverlening kan verdeeld worden in commerciële en niet-commerciële diensten. Commerciële diensten zijn gericht op winst, zoals transport, horeca en financiële diensten, en waren goed voor 54 procent van de economische waarde. De niet-commerciële diensten omvatten onder andere overheid, onderwijs en zorg, goed voor 23 procent van de waarde.
Tot 2016 steeg het belang van de dienstensector tot 79 procent van de economische waarde, maar sindsdien is er een lichte daling. Deze daling is te wijten aan de groei van sectoren zoals de machine-industrie en de bouw.
Het aandeel van de dienstensector in gewerkte uren is ook toegenomen. In 2023 was dit 81 procent, vergeleken met 58 procent in 1969. Dit grote aandeel ging hand in hand met een stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen, die van 23 procent in 1969 naar bijna 41 procent in 2023 steeg.
Aandeel zakelijke diensten is verdubbeld sinds 1969
Tussen 1969 en 2023 is de structuur van de Nederlandse economie veranderd. Het aandeel van de industrie, landbouw en bouwnijverheid is aanzienlijk gedaald. Daarentegen zijn bedrijven in de dienstverlening en gezondheidszorg toegenomen.
De groei in de dienstensector bleek ook in de arbeidsparticipatie van vrouwen. Meer vrouwen kwamen de arbeidsmarkt op, wat bijdroeg aan de groei in gewerkte uren in de dienstverlening.
Jaar | Dienstverlening - Mannen | Dienstverlening - Vrouwen | Goederenproductie - Mannen | Goederenproductie - Vrouwen |
---|---|---|---|---|
1969 | 40.2 | 18.3 | 36.8 | 4.8 |
2023 | 42.9 | 37.6 | 16.3 | 3.1 |