Certificaattermijn voor kleine, drijvende werktuigen omhoog
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) verhoogt de maximale certificaattermijn voor kleine, drijvende werktuigen van 7 naar 10 jaar. Het risicoprofiel van kleine, drijvende werktuigen is laag. Verhoging van de maximale certificaatperiode naar 10 jaar is daarmee gerechtvaardigd én het biedt ruimte om de keuringscapaciteit te richten op vaartuigen met een hoger risicoprofiel.
De certificaattermijn voor kleine drijvende werktuigen (gecertificeerd volgens artikel 3.4, lid 3, onderdeel i Binnenvaartregeling) wordt bepaald op basis van het periodiek onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt dat de status van het vaartuig goed is en er geen belemmering is om een certificaat uit te geven voor 10 jaar, dan wordt deze termijn gehanteerd.
Voordeel
Vanuit brancheverenigingen is de wens uitgesproken om de maximale certificaatperiode voor kleine, drijvende werktuigen als maaiboten, koppelpontons en pontons met kranen te verhogen naar 10 jaar. Dit levert scheepseigenaren voordeel op, omdat zij mogelijk minder vaak een verplichte keuring hoeven te laten uitvoeren. Gezien het lage risicoprofiel van deze vaartuigen gaat dit bovendien niet ten koste van de veiligheid op het water. De certificaatperiode wordt bepaald op basis van het periodiek onderzoek.
Pleziervaartuigen
Voor pleziervaartuigen blijft de maximale certificaattermijn staan op 7 jaar, omdat dit past bij het risicoprofiel van deze vaartuigen. Zo worden in de praktijk bij 1 op de 3 grote gebreken geconstateerd bij cascokeuringen. Ook is goed onderhoud niet bij alle pleziervaartuigen vanzelfsprekend en wordt een onbekend aantal van deze vaartuigen commercieel ingezet als ‘passagiersschip’ met maximaal 12 passagiers. Dit zorgt ervoor dat verhoging van de certificaattermijn niet wenselijk is.