Ballonvaren is een unieke vorm van luchtvaart, waarbij men volledig afhankelijk is van de natuurlijke omstandigheden in de atmosfeer. In tegenstelling tot gemotoriseerde luchtvaart speelt het weer bij ballonvaarten niet alleen een rol, het bepaalt of een vaart überhaupt kan plaatsvinden. Ballonvaarders zijn gewend aan de veranderlijke omstandigheden in ons gematigde zeeklimaat met zijn wisselvallige weer. Maar de opwarming van Nederland gaat gepaard met veranderingen in het weer die in het ene geval gunstig en het andere geval ongunstig uitpakken voor de ballonvaart in Nederland.
Hogere temperaturen zorgen voor minder lift en kortere vaarten
De gemiddelde temperatuur in Nederland is sinds de start van de metingen in1901 met bijna 2 graden Celsius gestegen. Deze opwarming leidt tot een lagere luchtdichtheid. Voor heteluchtballonnen betekent dit dat er meer warmte nodig is om dezelfde lift te genereren. Dit heeft meerdere gevolgen:
- Hoger verbruik van brandstof.
- Kortere vaarten om materiaalbelasting te beperken.
- Meer annuleringen van vaarten of minder personen aan boord tijdens hittegolven wegens verminderde liftcapaciteit.
Inversies bemoeilijken stijgen en dalen
Een inversie ontstaat wanneer de temperatuur toeneemt met de hoogte, in plaats van afneemt (wat normaal het geval is). Inversies ontstaan vaak in dalende luchtmassa's die door het dalen opwarmen doordat de lucht wordt samengeperst. Deze laag werkt als een deksel op de atmosfeer, waardoor luchtmassa’s niet meer mengen. Ballonnen kunnen hierdoor moeilijk stijgen of dalen door de laag heen. Klimaatverandering versterkt de aanwezigheid en duur van deze inversies, vooral in het zomerhalfjaar door een toename van de dalende luchtbewegingen.
Convergentielijnen veroorzaken onverwachte opstijging en koersverandering
Ballonnen zijn niet bestuurbaar in de klassieke zin; zij drijven mee met de wind. Door te variëren in hoogte kunnen piloten gebruikmaken van verschillende windrichtingen en -snelheden.
Een onzichtbaar gevaar in de onderste regionen van de atmosfeer zijn convergentielijnen. Convergentielijnen ontstaan wanneer lucht uit verschillende richtingen naar elkaar toe stroomt. Vaak gaat het om een zeewindfront wat het land op beweegt, soms tot wel 100 kilometer landinwaarts. Dit veroorzaakt stijgende lucht en kan leiden tot lokale buien, winddraaiingen en turbulentie. Maar heel vaak ontstaat er enkel bewolking op de convergentielijn en geen buien, zoals bijvoorbeeld voor de situatie in afbeelding 1. En soms ontstaat er zelfs geen bewolking (extra gevaarlijk, want onzichtbaar voor de ballonvaarder). Door de hogere temperaturen in Nederland ontstaan deze lijnen vaker en actiever. Voor ballonvaarders betekent dit risico op koerswijzigingen, moeilijk dalen of landen.