Gepubliceerd op: 4 december 2025, 09.39 uur

In 2019 heeft Rijkswaterstaat de Roggenplaat opgehoogd om dit gebied te behouden als voedselgebied voor watervogels. De resultaten van vijf jaar monitoren laten nu zien dat dit gelukt is. Bodemdieren en vogels zijn teruggekeerd op de opgehoogde plekken en de plaat is in volume behoorlijk toegenomen.

De Roggenplaat Foto: © Edwin Paree

Belangrijk voedsel- en rustgebied

De Roggenplaat is een van de belangrijkste voedselgebieden van vogels in de Oosterschelde. Bij laagwater wordt de plaat bezocht door bijna 20.000 vogels die genieten van de vele kreeftjes, wormen en schelp- en schaaldieren die in de bodem vertoeven. Ook voor zeehonden is de plaat een belangrijke rustplek.

Sinds de komst van de Oosterscheldekering is de getijdewerking in de Oosterschelde veranderd en komt de Roggeplaat steeds dieper in het water te liggen. Om de platen als voedselgebied voor vogels te behouden hebben we de zandplaat vijf jaar geleden opgehoogd met 1,1 miljoen kuub zand.

Suppleties werden verdeeld over zeven plekken om eventuele natuurschade door het aanbrengen van nieuw zand zanddump te beperken. Ook startte een monitoringsprogramma om de gevolgen van het suppleren in beeld te brengen. Deze week publiceerden we het eindrapport .

Na vijf jaar monitoren

Uit de monitoringsresultaten blijkt dat de Roggenplaat zijn functie als voedselgebied voor vogels heeft behouden en voor de nabije toekomst is veiliggesteld. De totale aantallen voedselzoekende vogels op de Roggenplaat zijn steeds vergelijkbaar gebleven met de situatie vóór de ophoging van het gebied.

Vogels bleken zich succesvol aan te kunnen passen aan veranderende omstandigheden. In de eerste jaren na de ophogingen maakten vogels gebruik van de niet-opgehoogde delen van de plaat. Geleidelijk namen de vogels de opgehoogde delen van de plaat weer in gebruik naarmate de bodemdiergemeenschappen en sedimenten zich herstelden.

Terug op de plaat

Op alle opgehoogde delen zijn bodemdieren en vogels na vijf jaar teruggekeerd. Beschutte dunnere suppleties met fijner zand vertoonden al na twee jaar vergelijkbaar bodemleven met de rest van de plaat. Op plekken met veel erosie met dikkere suppleties duurt dit langer. Maar ook hier komen de bodemdieren terug.

De meeste vogels (zoals de bonte strandloper, scholekster, rosse grutto, wulp en zilverplevier) maken inmiddels ook gebruik van de gesuppleerde delen van de plaat. Wel zijn er verschillen tussen soorten. De kanoet en rosse grutto, die een voorkeur hebben voor fijner zand en lagergelegen delen van de plaat, gebruiken de opgehoogde plaatdelen nog minder intensief.

De bonte strandloper blijkt juist een liefhebber van de nieuwe ophoogde delen van de plaat.

Niet meer te zien

De zandplaat zelf heeft zich naar plan en wens ontwikkeld. De afzonderlijke zeven suppleties zijn na vijf jaar niet meer direct als suppleties te herkennen. Ze lijken te zijn opgegaan in de Roggenplaat als geheel.

Het voor vogels belangrijke gebied op de Roggenplaat (het gebied dat meer dan 50% van de tijd droogvalt) is fors groter geworden door de zandsuppleties, van 602 naar 726 ha. En ook de erosie van de plaat verloopt naar verwachting. Na vijf jaar is 90% van het aangebrachte volume nog aanwezig op de plek van aanleg of binnen 50 m.

Lessen voor de Galgenplaat

‘We zijn heel blij met dit resultaat. Het laat zien dat we steeds beter worden in het suppleren op dit soort gevoelige gebieden,’ aldus projectleider Harry de Looff bij Rijkswaterstaat. ‘Door bewust zones op de plaat ongemoeid te laten hebben we de vogelgemeenschap in staat gesteld zich aan te passen zonder verlies aan soorten en aantallen.’

In de winter van volgend jaar is de planning om ook de Galgenplaat, het tweede belangrijke voedselgebied in de Oosterschelde, op te gaan hogen. De lessen die bij de Roggenplaat zijn opgedaan worden meegenomen voor dit project.