Het RIVM heeft de methode verbeterd die de milieuvoetafdruk van de zorg in kaart brengt. De verbeterde methode kan dit nu berekenen voor verschillende sectoren van de zorg. Om ook het effect van specifieke productgroepen te berekenen, is het nodig dat de sectoren meer informatie met elkaar delen. Het RIVM gaat met zorgaanbieders en organisaties die producten inkopen, bespreken hoe dit zo efficiënt mogelijk kan worden gedaan. Ook internationaal is er voor deze methode veel interesse.
Het RIVM ontwikkelde de methode in 2022. Deze methode kijkt naar het effect van de zorg op het klimaat en naar andere milieueffecten zoals het gebruik van water, grondstoffen en land. Deze effecten hebben invloed op bijvoorbeeld de biodiversiteit en op de beschikbaarheid van grondstoffen en materialen.
De nu verbeterde versie kan preciezer berekenen hoe de zorg het milieu belast. Beleidsmakers kunnen deze methode gebruiken voor meer inzicht in mogelijkheden om de milieubelasting van de zorg te verlagen. Dit draagt ook bij aan de volksgezondheid.
Hoe nu verder
De methode maakt nu onderscheid tussen de verschillende sectoren, zoals ziekenhuizen en langdurige zorg. Om de milieuvoetafdruk ook te kunnen berekenen voor verschillende productgroepen en diensten is meer informatie nodig. Daarvoor is het belangrijk dat zorginstellingen samenwerken en deze informatie delen. Ook is het belangrijk dat gegevens op dezelfde manier worden vastgelegd. Het RIVM gaat met zorgaanbieders en organisaties die producten inkopen, bespreken hoe dit zo efficiënt mogelijk kan worden gedaan. De eerste resultaten worden verwacht in 2026.
Internationale interesse
Er is veel belangstelling voor deze methode en aanpak. Het RIVM krijgt regelmatig vragen, ook vanuit internationale werkgroepen en organisaties als de OECD (Organisation for Economic Co-operation and Development) en Wereldgezondheidsorganisatie. Dit geeft het RIVM de gelegenheid om de opgebouwde wetenschappelijke kennis over duurzaamheid met een breed netwerk te delen.
Het RIVM heeft de methode in opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) verbeterd.